Ueshiba Morihei O Sensei’s vaardigheid met de jo was
fenomenaal. Het bevatte elementen van klassieke jo-technieken, yari- en
naginata-technieken. Toch is lange tijd onduidelijk gebleven waar O Sensei zijn
formele training had ontvangen. Zijn technieken verschilden in veel opzichten
met die van de bekende jo-stijlen (ryu ha), met name van de Shindo Muso Ryu.
Sommigen meenden daarom dat zijn vaardigheden uitsluitend waren afgeleid van zijn
ervaring met speer- en zwaardtechnieken. En voor een aantal posities geldt
zondermeer dat ze afgeleid zijn van zwaardtechnieken. Jodan no kamae is een
goed voorbeeld van een positie die met de jo hetzelfde is als met de bokken.
Technieken of posities kunnen echter nooit helemaal identiek met elkaar zijn omdat
de wapends onderling te zeer verschillen. De katana is bedoeld om mee te
snijden (en niet om mee te slaan of te hakken) en ook al oefen je met een
bokken dan is dat een gegeven waar je rekening mee houdt. De jo is meer een
wapen om mee te slaan, te stoten en te vegen. Zo gezien is het bijna ondoenlijk
om technieken van de jo af te leiden van technieken met de katana. Het is
makkelijker om je voor te stellen dat de technieken van de jo afgeleid zijn van
de yari (speer) en/of de naginata (soort hellebaard). Sommige van de
draaibewegingen lijken hetzelfde als wat O Sensei met de jo liet zien. Maar ook
met deze twee wapens moeten we rekening houden met het scherpe blad.
De belangrijkste invloed op wat we nu kennen als Aiki joho
blijkt afkomstig van jukenjutsu, technieken met een geweer voor zien van een
bajonet.
Aikido grondlegger Ueshiba Morihei O Sensei meldde zich op
jonge leeftijd voor militaire dienst. Daar bleek dat hij een aanleg had voor
het bajonetschermen en al vrij snel werd hij gepromoveerd tot sergeant met als
voornaamste taak het onderricht geven aan de soldaten in bajonnetschermen. Ook
op latere leeftijd bleef hij zijn leerlingen uit die periode nog lang les geven
in jukenjutsu en in ongewapend verweer tegen aanvallen met een van bajonet voorzien
geweer. Houten oefenwapens in de vorm van een geweer met bajonet prijkten lange
tijd de wanden van zijn oude dojo. Ook in zijn boek Budo uit 1938 wordt met
enkele afbeeldingen ingegaan op jukenjutsu. Pas later zien we dezelfde
technieken uitgevoerd worden met alleen nog de jo, het oorspronkelijke
jukenjutsu maakt helemaal geen deel meer uit van het curriculum van Aikido.
Rest natuurlijk de vraag waar deze bajonettechnieken
oospronkelijk vandaan komen. Sommige auteurs meenden dat de technieken van jukenjutsu
direct ontleend waren aan de speertechnieken van de samurai. Dit blijkt
historisch niet juist.
Na bijna drie eeuwen afgesloten te zijn geweest van de rest
van de wereld opende Japan eind negentiende eeuw noodgedwongen haar havens en
ging het handelsovereenkomsten aan met landen over de gehele wereld. Het was
het begin van vernieuwingen die van Japan uiteindelijk een moderne, westers
georienteerde staat zou maken. Een van de belangrijkste vernieuwingen was het
opzetten van een modern leger. Militaire adviseurs en instructeurs uit landen
als de Verenigde Staten, Frankrijk, Nederland, Engeland, kwamen naar Japan om
leiding en instructie te geven aan de verschillende legeronderdelen (zie ook de
film “Last of the Samurai”). Voor het eerst ontstond er een regulier leger in
Japan, dat niet was samengesteld uit de samuraiklasse, dat niet werd opgevoed
met een samurai-ethiek maar dat bestond uit jongemannen uit alle delen van de
samenleving en dat vooral bewapend werd met moderne geweren. Geweren die
voorzien werden van bajonetten. De manier van het drillen van de
infanterie-eenheden was Europees.
Bij het bekijken van de afbeeldingen met verschillende
posities en technieken met geweer voorzien van bajonnet is de overeenkomst met
de Aiki joho posities en technieken onmiskenbaar.
In Europa werd de bajonet geintroduceerd in de zeventiende
eeuw. Oorspronkelijk werden de schutters gewapend met een musket (musketiers)
beschermd door piekeniers. De piek was een meterslange staak voorzien van een
metalen punt bedoeld om aanstormende cavalerie te stoppen of te vertragen. In
een man tegen man gevecht gebruikten piekeniers en musketiers het zwaard.
Bescherming door piekeniers was noodzakelijk omdat het tijd kostte om het
musket te herladen en gedurende dat herladen was de musketier zeer kwetsbaar.
In de loop van de zeventiende eeuw werd de rol van de
piekenier steeds kleiner. Maurits van Oranje introduceerde een nieuwe
strategie; de schutters werden in rijen achter elkaar opgesteld. De voorste
schutter legde aan, vuurde, nam zijn musket op en liep naar achteren om zich
weer aan te sluiten in de rij. Daar begon hij weer met het laden van zijn
musket. Ondertussen had de man die achter hem stond aangelegd, zijn musket
afgevuurd en ook hij liep vervolgens naar achteren om zijn musket weer te
herladen. Op elk gegeven moment waren er dus minimaal twee schutters die klaar
stonden met een geladen musket, terwijl achter hen schutters stonden die in
verschillende stadia van het herladen van hun musket bezig waren. Dit soort
nieuwe strategieen maakten het minder noodzakelijk om de musketiers voortdurend
met piekeniers te beschermen.
Overigens trok het staatse leger bij de invoering van deze
methode veel toeschouwers uit de omliggende steden naar de oefenterreinen. Aanvankelijk begrepen
de musketiers niet wat de bedoeling was, ze liepen de verkeerde rij in of
liepen bij het naar achteren lopen tegen schutters op die te vroeg naar voren
liepen en dan waren er ook nog die moeite met het herladen van het musket
hadden, omdat ze telkens een stapje naar voren moesten maken om de rij gesloten
te houden. Af en toe was het een complete chaos op het oefenterrein. Dit alles
tot grote hilariteit onder de toeschouwers.
Bayonne
Om de musketiers toch wat extra bescherming te bieden werd
er in de zeventiende eeuw een nieuw wapens geintroduceerd; de bajonet. De naam
bajonet is ontleend aan de Franse stad Bayonne indertijd beroemd om de
uitmuntende jachtmessen die er werden gemaakt. De oorspronkelijke bajonet werd
in de loop van het musket gestoken en vastgezet. Er kon dus niet meer mee
geschoten worden, wat de musket in feite tot een soort korte piek maakte. De
eerste technieken leken daarom veel op de technieken van de piekeniers. In man
tegen man gevechten hadden de meeste musketiers toch een voorkeur voor het
zwaard. In de achttiende eeuw wordt het leger vrijwel alleen nog uitgerust met
geweer en bajonet, in man tegen man gevechten worden zwaarden steeds minder
gebruikt door musketiers. Het geweer met de bajonet was een slag- en steekwapen
geworden. In de negentiende eeuw werd er in de Westerse legers alom instructie
gegeven in de kunst van het bajonetschermen. Voor de officieren die de soldaten
instructie moesten geven verschenen er instructieboeken. Wie de
instructieboeken van verschillende landen met elkaar vergelijkt komt tot de
conclusie dat de technieken van land tot land nauwelijks met elkaar
verschillen.
Het Westerse bajonetschermen heeft niet alleen een
onmiskenbare rol gespeeld in de ontwikkeling van Aiki joho. Ook de moderne
wedstrijdsport Jukendo (een voortzetting van jukenjutsu) is er uit ontstaan.
Tom Verhoeven
Dojo cho
Auvergne, herfst 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten