Au milieu de
l’hiver, j’apprenais enfin qu’il y avait an moi un ete invicible.
Midden in de winter ontdek ik eindelijk dat er in me een
onoverwinnelijke zomer schuil gaat.
Albert Camus
Letterlijk vertaald betekent “Sho” (matsuda); den of
pijnboom, “Chiku” (take); bamboe en “Bai” (baika, ume); pruim. Ze staan ook
bekend als de drie vrienden van de winter (saikan sanyu). Het zijn dan ook
winterse symbolen.
Den, Bamboe en Pruim komen als beeldspraak veelvuldig voor
in de Japanse cultuur. Zo worden bij het begin van het nieuwe jaar de takken
van sho, chiku en bai gebruikt als decoratie opdat het nieuwe jaar gezegend
wordt met de bij sho, chiku en bai horende eigenschappen. Om die reden zijn
producten met die naam of objecten gedecoreerd met de takken van sho, chiku en
bai zoals serviesgoed, waaiers, kimono’s en futons in de wintertijd zeer
gewild. Er is zelfs een bekend sake-merk dat Shochikubai heet.
Ook O Sensei citeerde de woorden sho, chiku en bai meermaals
in zijn lessen, als ook in zijn dobun (geschriften over de weg) en doka
(gedichten over de weg). Het zijn bekende symbolen van voorspoed en geluk; de
den staat voor lang leven, uithoudingsvermogen
en volhardendheid aangezien de boom altijd groen blijft, zelfs in de strengste
winters, met geduld de zwaarste sneeuwval dragend, omdat het zich stevig kan
wortelen in de moeilijkste grond, omdat ze zeer oud kunnen worden en daarbij
knoestige vormen (ook een symbool van lang leven) krijgen.
De bamboe staat voor gratie en schoonheid, voor flexibiliteit
en taaiheid, voor kracht. Bamboe buigt in wind en stormen maar breekt niet en
veert altijd weer op. Zijn kaarsrechte steel symboliseert de deugd en in het
bijzonder eerlijkheid, rechtschapenheid. De knopen in de steel staan voor
integriteit (shisetsu) en standvastigheid, terwijl de lege holtes symbool zijn
voor nederigheid.
De Japanse pruimenboom bloeit als eerste, nog voor de zo
gevierde Sakura kersenboom, terwijl de winter vaak nog niet echt voorbij is. De
pruimenboom symboliseert dan ook hoop voor de toekomst, de eigenschap van
vooruitzien na de strengheid van de winter en bovendien uitzonderlijke
schoonheid op een moment dat men het nog niet zou verwachten. Dat het een
vlietende schoonheid is, want de bloei is slechts van korte duur, maakt haar
des te bijzonder. In zijn vreugde om deze vroege voorbode van de lente zag O Sensei
in de bloei van de pruimenboom “een tweede opening van de grot van de
zonnegodin”.
Aan zijn zwaardmethode kende O Sensei de naam Shochikubai no
ken toe. Hierbij staat Matsu no ken symbool voor de driehoek en het principe
van irimi, Take no ken symbool voor de cirkel en het principe tenkan en Ume no
ken symbool voor het vierkant en het principe van het completeren van de
oefening. Het begrip Shochikubai no ken refereert ook naar het leven-gevend
zwaard. Met het leven dat gegeven wordt gaat ook de zegen van voorspoed en
geluk samen.
Wanneer O Sensei zijn leerlingen voorhield dat ze de
sho-chiku-bai moesten bestuderen, doelde hij niet alleen op de hierboven
genoemde eigenschappen of op zijn zwaardmethode. Sho, chiku en bai zijn aloude
symbolen voor de drie wijsgeren die het Chinese en Japanse denken zozeer hebben
bepaald: Lao tse, Confucius en Boeddha. O Sensei moedigde zijn leerlingen aan
zich te verdiepen in de geschriften van deze belangrijke wijsgerige stromingen
en beschouwde het als een voornaam aspect van het zich bekwamen in Budo.
Tom Verhoeven
Dojo cho
Auvergne,
herfst, 2011
Hartelijk dank voor deze blog. Het heeft mij geholpen meer van de symboliek te begrijpen.
BeantwoordenVerwijderenMet vriendelijke groeten, Gert Veenhoven