Foto negentiende eeuwse samurai |
In het feodale tijdperk, die in Japan duurde tot het eind
van de negentiende eeuw, was de samenleving verdeeld in vier standen
- Samurai
- Boeren en vissers
- Ambachtslieden
- Kooplieden
Net als in Europa vormden de krijgers de hoogste klasse. Waar
in Europa de boeren gezien werden als de laagste klasse, daar vormden de boeren
en landlieden een eervolle klasse omdat ze voorzagen in voedsel voor iedereen.
De ambachtslieden vormden ondanks hun zeer gewaardeerde
productiviteit en het nut van de producten die ze maakten (waaronder de wapens
voor de samurai) toch een lagere stand dan de boeren.
De allerlaagste stand waar ook op neer gekeken werd gevormd
door de kooplieden en winkeliers. Het was samurai niet toegestaan zich te
mengen met deze stand, anders dan om benodigheden bij het te kopen.
Daarnaast waren er mensen die buiten deze vier standen
vielen. Of omdat ze er boven stonden, zoals de shogun, de keizer, de
Boeddhistische en Shinto priesters en monniken. Of omdat ze er onder stonden,
zoals de eta, de bevolkingsgroep die werkten als slager of als leerlooier of
als beul, taken die vanuit de Boeddhististische en Shinto traditie als onrein
werden beschouwd. Of de hinin, de acteurs, barden, circusartiesten. En de
veroordeelde misdadigers, prostituees, courtisanes.
Alleen de samurai was gerechtigd twee zwaarden te dragen. En
alleen een samurai bekwaamde zich in de krijgskunst. De samurai was ook de
enige die onderricht kreeg in letterkunde, filosofie, wetenschap, religie,
staatskunde, administratie. Aan de
samurai werd ook de hoogste eisen aangaande hoffelijkheid en gedrag gesteld.
Het was tevens zijn plicht toe te zien dat in het dagelijkse leven ook mensen
van andere standen zich wellevend gedroegen, vooral naar leden van de
krijgersstand.
De meeste samurai waren van jongs af aan verbonden aan een
bepaalde stijl (ryuha) van krijgskunst. Sommigen waren in de gelegenheid om
zich te verdiepen in meerdere stijlen. Een enkeling van hen bleek zo vaardig en
getalenteerd dat hij tot zijn eigen stijl wist te komen, een naam gaf aan zijn
ryuha en deze overdroeg aan zijn leerlingen. Er zijn tal van ryuha verloren
gegaan omdat de oorspronkelijke leermeester geen zonen of leerlingen had aan
wie hij de kunst kon overdragen. De eisen die de leermeester stelde aan zijn
leerlingen – zelfs als het zijn eigen zonen waren, waren hoog en liever zag hij
zijn school verloren gaan dan dat hij een opvolger erkende die in vaardigheid
en gedrag niet waardig bleek te zijn.
Om die zelfde reden werd niet iedereen toegelaten als
leerling.
Het feodale tijdperk ligt inmiddels ver achter ons, maar dat
betekent niet dat de toelatingseisen voor de traditionele dojo verminderd zijn.
Men hoeft weliswaar niet langer voort te komen uit de samurai klasse, maar men
verwacht wel van de nieuwe leerling dat deze zich zal gedragen naar het
voorbeeld van de samurai.
Hoffelijkheid, bescheidenheid en toepassing van de formele
gedragsregels (reigi) gelden nog steeds als vanzelfsprekend.
Kiichi Hine shihan |
Om toe gelaten te worden tot de dojo van Aikido grondlegger Ueshiba
Morihei O Sensei had de aanstaande leerling drie tot vijf aanbevelingsbrieven
van vooraanstaande personen nodig.
Het kan ook voorkomen dat een dojo geen leerlingen meer
accepteert. Er zijn verhalen bekend van jongemannen die naast de deur van de dojo
plaats namen en er dagenlang bleven zitten in weer en wind tot ze toch werden
toegelaten.
De eerste stap op het pad is daarom het passeren van de
toegangspoort (nyumon) van de dojo. Het is iets dat alleen de meest toegewijde
leerling lukt. Hij wordt een montei, een monka of monjin genoemd, letterlijk
iemand die de poort is doorgekomen. Maar dat betekent niet dat hij al
geaccepteerd is in de dojo.
De eerste tijd oefent hij alleen als uke, dat wil zeggen dat
hij met een partner traint, maar zich uitsluitend bekwaamt in het leren
ondergaan van de techniek. Vervolgens leert hij de minder belangrijke
technieken. Vroeger betekende dit dat hij basistechnieken van een andere school
als oefening kreeg. Voor menige klassieke Japanse schermschool betekent het tegenwoordig
dat men eerst de seitei gata leert en dan pas de technieken van de eigen
school.
Kiichi Hine shihan met Kim Fok als uke |
In de jaren die dan volgen krijgt de leerling steeds meer
basistechnieken te oefenen. Oefenstof wordt eindeloos herhaalt en af en toe
wordt er iets nieuws aan toegevoegd. Afhankelijk van het soort krijgskunst dat
de school beoefent en afhankelijk van de vaardigheid van de leerling kan hij na
zo’n vijf jaar van dagelijks trainen in aanmerking komen voor een eerste
certificaat dat bekend staat als Oku iri. Oku iri is te vertalen met
binnentreden in het verborgene. Het is vergelijkbaar met het moderne shodan,
dat letterlijk begintrede of beginnersniveau betekent. Het duidt er op dat de
leerling nu toegelaten wordt tot de echte krijgskunst van de dojo. Hier begint
het serieuze oefenen.
Na een aantal jaren van trainen komt de leerling in
aanmerking voor Mokuroku. Letterlijk vertaald betekent het register, de
leerling wordt nu geaccepteerd als leerling van de dojo en als zodanig
ingeschreven in het register van de dojo. Ook in de dojo staat zijn naam voor
iedereen zichtbaar op een naambordje.
Mokuroku kan bestaan uit meerdere opeenvolgende registers.
Naarmate de leerling vordert wordt zijn naam in het volgende register
opgenomen. De mokuroku kan ook een deel van het curriculum omvatten, zodat in
het register bijgehouden kan worden welke technieken de leerling beheerst.
Densho en Mokuroku |
Na Mokuroku volgt tenslotte Menkyo, dat letterlijk te
vertalen is met certificaat. Het certificaat geeft aan dat men zich bekwaamd
heeft in de krijgskunst van de dojo en dat de leerling bevoegd is om instructie
te geven in deze krijgskunst.
Het laatste certificaat wordt Menkyo Kaiden (alles
overgedragen) genoemd. Het is het certificaat waarmee wordt aangegeven dat de
kunst als geheel aan de leerling is overgedragen. Deze overdracht gaat gepaard
met het uitreiken van een densho of een makimono.
De bijbehorende titel is die van Dai Shihan of Shihan.
De shihan vormen de levende traditie en het levende
voorbeeld (shi betekent persoon, han model of voorbeeld) van een dojo en van de
krijgskunst die zij beoefenen en uitdragen.
Het begrip shihan bleek in het westen al tot veel
misverstanden te leiden. Het begrip Dai Shihan leidde zo mogelijk tot nog meer
verwarring. Ten onrechte meent men dat Dai hier groot betekent. Als men shihan
met “meester” vertaalt, dan moet dai shihan wel Grootmeester betekenen. In
Japan was dai shihan vooral een administratieve functie. Bij afwezigheid van de
dojo cho werd zijn administratie bijgehouden door de dai shihan, die soms ook
namens de dojo cho brieven verzond. Hij tekende dan namens de dojo cho. De
kanji waarmee dai hier wordt geschreven is niet dat voor “groot” maar voor “in
plaats van” of “namens”.
Tom Verhoeven
Auvergne, winter 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten