Pagina's

woensdag 23 november 2011

Jukendo en Aikido



Ueshiba Morihei O Sensei’s vaardigheid met de jo was fenomenaal. Het bevatte elementen van klassieke jo-technieken, yari- en naginata-technieken. Toch is lange tijd onduidelijk gebleven waar O Sensei zijn formele training had ontvangen. Zijn technieken verschilden in veel opzichten met die van de bekende jo-stijlen (ryu ha), met name van de Shindo Muso Ryu. Sommigen meenden daarom dat zijn vaardigheden uitsluitend waren afgeleid van zijn ervaring met speer- en zwaardtechnieken. En voor een aantal posities geldt zondermeer dat ze afgeleid zijn van zwaardtechnieken. Jodan no kamae is een goed voorbeeld van een positie die met de jo hetzelfde is als met de bokken. Technieken of posities kunnen echter nooit helemaal identiek met elkaar zijn omdat de wapends onderling te zeer verschillen. De katana is bedoeld om mee te snijden (en niet om mee te slaan of te hakken) en ook al oefen je met een bokken dan is dat een gegeven waar je rekening mee houdt. De jo is meer een wapen om mee te slaan, te stoten en te vegen. Zo gezien is het bijna ondoenlijk om technieken van de jo af te leiden van technieken met de katana. Het is makkelijker om je voor te stellen dat de technieken van de jo afgeleid zijn van de yari (speer) en/of de naginata (soort hellebaard). Sommige van de draaibewegingen lijken hetzelfde als wat O Sensei met de jo liet zien. Maar ook met deze twee wapens moeten we rekening houden met het scherpe blad.

De belangrijkste invloed op wat we nu kennen als Aiki joho blijkt afkomstig van jukenjutsu, technieken met een geweer voor zien van een bajonet.
Aikido grondlegger Ueshiba Morihei O Sensei meldde zich op jonge leeftijd voor militaire dienst. Daar bleek dat hij een aanleg had voor het bajonetschermen en al vrij snel werd hij gepromoveerd tot sergeant met als voornaamste taak het onderricht geven aan de soldaten in bajonnetschermen. Ook op latere leeftijd bleef hij zijn leerlingen uit die periode nog lang les geven in jukenjutsu en in ongewapend verweer tegen aanvallen met een van bajonet voorzien geweer. Houten oefenwapens in de vorm van een geweer met bajonet prijkten lange tijd de wanden van zijn oude dojo. Ook in zijn boek Budo uit 1938 wordt met enkele afbeeldingen ingegaan op jukenjutsu. Pas later zien we dezelfde technieken uitgevoerd worden met alleen nog de jo, het oorspronkelijke jukenjutsu maakt helemaal geen deel meer uit van het curriculum van Aikido.

Rest natuurlijk de vraag waar deze bajonettechnieken oospronkelijk vandaan komen. Sommige auteurs meenden dat de technieken van jukenjutsu direct ontleend waren aan de speertechnieken van de samurai. Dit blijkt historisch niet juist.

Na bijna drie eeuwen afgesloten te zijn geweest van de rest van de wereld opende Japan eind negentiende eeuw noodgedwongen haar havens en ging het handelsovereenkomsten aan met landen over de gehele wereld. Het was het begin van vernieuwingen die van Japan uiteindelijk een moderne, westers georienteerde staat zou maken. Een van de belangrijkste vernieuwingen was het opzetten van een modern leger. Militaire adviseurs en instructeurs uit landen als de Verenigde Staten, Frankrijk, Nederland, Engeland, kwamen naar Japan om leiding en instructie te geven aan de verschillende legeronderdelen (zie ook de film “Last of the Samurai”). Voor het eerst ontstond er een regulier leger in Japan, dat niet was samengesteld uit de samuraiklasse, dat niet werd opgevoed met een samurai-ethiek maar dat bestond uit jongemannen uit alle delen van de samenleving en dat vooral bewapend werd met moderne geweren. Geweren die voorzien werden van bajonetten. De manier van het drillen van de infanterie-eenheden was Europees. 

Bij het bekijken van de afbeeldingen met verschillende posities en technieken met geweer voorzien van bajonnet is de overeenkomst met de Aiki joho posities en technieken onmiskenbaar.

De musketiers
In Europa werd de bajonet geintroduceerd in de zeventiende eeuw. Oorspronkelijk werden de schutters gewapend met een musket (musketiers) beschermd door piekeniers. De piek was een meterslange staak voorzien van een metalen punt bedoeld om aanstormende cavalerie te stoppen of te vertragen. In een man tegen man gevecht gebruikten piekeniers en musketiers het zwaard. Bescherming door piekeniers was noodzakelijk omdat het tijd kostte om het musket te herladen en gedurende dat herladen was de musketier zeer kwetsbaar.

In de loop van de zeventiende eeuw werd de rol van de piekenier steeds kleiner. Maurits van Oranje introduceerde een nieuwe strategie; de schutters werden in rijen achter elkaar opgesteld. De voorste schutter legde aan, vuurde, nam zijn musket op en liep naar achteren om zich weer aan te sluiten in de rij. Daar begon hij weer met het laden van zijn musket. Ondertussen had de man die achter hem stond aangelegd, zijn musket afgevuurd en ook hij liep vervolgens naar achteren om zijn musket weer te herladen. Op elk gegeven moment waren er dus minimaal twee schutters die klaar stonden met een geladen musket, terwijl achter hen schutters stonden die in verschillende stadia van het herladen van hun musket bezig waren. Dit soort nieuwe strategieen maakten het minder noodzakelijk om de musketiers voortdurend met piekeniers te beschermen.

Overigens trok het staatse leger bij de invoering van deze methode veel toeschouwers uit de omliggende steden  naar de oefenterreinen. Aanvankelijk begrepen de musketiers niet wat de bedoeling was, ze liepen de verkeerde rij in of liepen bij het naar achteren lopen tegen schutters op die te vroeg naar voren liepen en dan waren er ook nog die moeite met het herladen van het musket hadden, omdat ze telkens een stapje naar voren moesten maken om de rij gesloten te houden. Af en toe was het een complete chaos op het oefenterrein. Dit alles tot grote hilariteit onder de toeschouwers.


Bayonne
Om de musketiers toch wat extra bescherming te bieden werd er in de zeventiende eeuw een nieuw wapens geintroduceerd; de bajonet. De naam bajonet is ontleend aan de Franse stad Bayonne indertijd beroemd om de uitmuntende jachtmessen die er werden gemaakt. De oorspronkelijke bajonet werd in de loop van het musket gestoken en vastgezet. Er kon dus niet meer mee geschoten worden, wat de musket in feite tot een soort korte piek maakte. De eerste technieken leken daarom veel op de technieken van de piekeniers. In man tegen man gevechten hadden de meeste musketiers toch een voorkeur voor het zwaard. In de achttiende eeuw wordt het leger vrijwel alleen nog uitgerust met geweer en bajonet, in man tegen man gevechten worden zwaarden steeds minder gebruikt door musketiers. Het geweer met de bajonet was een slag- en steekwapen geworden. In de negentiende eeuw werd er in de Westerse legers alom instructie gegeven in de kunst van het bajonetschermen. Voor de officieren die de soldaten instructie moesten geven verschenen er instructieboeken. Wie de instructieboeken van verschillende landen met elkaar vergelijkt komt tot de conclusie dat de technieken van land tot land nauwelijks met elkaar verschillen.

Het Westerse bajonetschermen heeft niet alleen een onmiskenbare rol gespeeld in de ontwikkeling van Aiki joho. Ook de moderne wedstrijdsport Jukendo (een voortzetting van jukenjutsu) is er uit ontstaan.


Tom Verhoeven
Dojo cho

Auvergne,  herfst  2011 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten